Skip to main content

Bg. 2.8

Tekst

na hi prapaśyāmi mamāpanudyād
yac chokam ucchoṣaṇam indriyāṇām
avāpya bhūmāv asapatnam ṛddhaṁ
rājyaṁ surāṇām api cādhipatyam

Synoniemen

na — niet; hi — zeker; prapaśyāmi — ik zie; mama — mijn; apanudyāt — kan verdrijven; yat — dat wat; śokam — verdriet; ucchoṣaṇam — opdrogend; indriyāṇām — van de zintuigen; avāpya — verkrijgend; bhūmau — op aarde; asapatnam — zonder rivaal; ṛddham — welvarend; rājyam — koninkrijk; surāṇām — van de halfgoden; api — zelfs; ca — ook; ādhipatyam — heerschappij.

Vertaling

Ik weet niet hoe ik dit verdriet, dat mijn zintuigen alle kracht ontneemt, kan verdrijven. Ik zal het niet kunnen verdrijven, zelfs al verwerf ik een welvarend en onbetwist koninkrijk op aarde met macht als de halfgoden in de hemel.

Betekenisverklaring

Ook al droeg Arjuna zoveel argumenten aan die gebaseerd waren op kennis van religieuze principes en morele voorschriften, toch bleek dat hij niet in staat was om zijn werkelijke probleem op te lossen zonder de hulp van de spiritueel leraar, Heer Śrī Kṛṣṇa. Arjuna begreep dat zijn zogenaamde kennis nutteloos was om de problemen, die zijn hele bestaan uitholden, te verdrijven; hij kon zulke verbijsteringen niet oplossen zonder de hulp van een spiritueel leraar als Heer Kṛṣṇa. Academische kennis, geleerdheid, hoge posities enz. zijn allemaal nutteloos als het gaat om het oplossen van de problemen van het leven; hulp kan alleen komen van een spiritueel leraar als Kṛṣṇa. De conclusie is daarom dat een spiritueel leraar die honderd procent Kṛṣṇa-bewust is, een bonafide spiritueel leraar is, omdat hij de problemen van het leven kan oplossen. Heer Caitanya zei dat degene die geleerd is in de wetenschap van het Kṛṣṇa-bewustzijn, ongeacht zijn sociale positie, een echte spiritueel leraar is.

kibā vipra, kibā nyāsī, śūdra kene naya
yei kṛṣṇa-tattva-vettā, sei ‘guru’ haya

‘Het maakt niet uit of men een vipra is [een geleerde in de Vedische wijsheid] of geboren is in een lagere familie of zich in de onthechte levensorde bevindt; als men een meester is in de wetenschap van Kṛṣṇa, dan is men de volmaakte en bonafide spiritueel leraar.’ (Caitanya-caritāmṛta, Madhya 8.128) Wie geen meester is in de wetenschap van het Kṛṣṇa-bewustzijn, is dus geen bonafide spiritueel leraar. In de Vedische literatuur wordt gezegd:

ṣaṭ-karma-nipuṇo vipro
mantra-tantra-viśāradaḥ
avaiṣṇavo gurur na syād
vaiṣṇavaḥ śva-paco guruḥ

‘Een geleerde brāhmaṇa die expert is in alle onderwerpen van de Vedische kennis, is niet geschikt om spiritueel leraar te worden als hij geen vaiṣṇava is of een expert in de wetenschap van Kṛṣṇa-bewustzijn. Maar een persoon die in een familie van een lagere kaste geboren is, kan een spiritueel leraar worden als hij een vaiṣṇava of Kṛṣṇa-bewust is.’ (Padma Purāṇa)

De problemen van het leven — geboorte, ouderdom, ziekte en dood — kunnen niet worden tegengegaan door veel rijkdom te vergaren of door economische ontwikkeling. Over de hele wereld zijn er landen die goed voorzien zijn van alle benodigdheden van het leven, die heel rijk en economisch ontwikkeld zijn, maar de problemen van het materiële bestaan zijn er nog steeds aanwezig. Ze zoeken op verschillende manieren naar vrede, maar kunnen alleen werkelijke vrede bereiken wanneer ze Kṛṣṇa of de Bhagavad-gītā en het Śrīmad-Bhāgavatam — die de wetenschap van Kṛṣṇa vormen — raadplegen via de bonafide vertegenwoordiger van Kṛṣṇa, degene die Kṛṣṇa-bewust is.

Als economische ontwikkeling en materieel comfort iemands verdriet om familie en sociale, nationale en internationale benevelingen zouden kunnen verdrijven, dan zou Arjuna niet gezegd hebben dat zelfs het bezit van een onbetwist koninkrijk op aarde of van de oppermacht van de halfgoden op de hemelse planeten, zijn verdriet niet zou kunnen verdrijven. Hij zocht zijn toevlucht daarom bij het Kṛṣṇa-bewustzijn, dat het juiste pad naar vrede en harmonie is. Aan economische ontwikkeling en oppermacht in de wereld kan op elk moment een einde komen door de catastrofes van de materiële natuur. Zelfs aan verheffing naar een positie op hogere planeten, zoals de mens die tegenwoordig op de maan zoekt, kan in īīn klap een einde worden gemaakt. De Bhagavad-gītā bevestigt dit: kṣīṇe puṇye martya-lokaṁ viśanti. ‘Wanneer de resultaten van vrome activiteiten uitgeput zijn, valt men opnieuw van het toppunt van geluk naar de laagste positie in het leven.’ Veel politici in de wereld zijn op die manier ten val gekomen. Zulke ondergangen zijn alleen maar meer oorzaken van verdriet.

Als we dus voorgoed alle verdriet achter ons willen laten, moeten we, net als Arjuna, onze toevlucht bij Kṛṣṇa zoeken. Arjuna vroeg Kṛṣṇa om zijn probleem voorgoed op te lossen — dat is het pad van Kṛṣṇa-bewustzijn.